De familie van Waesberghe heeft niet alleen sporen achterlaten in de Belgische en Nederlandse archieven. Ook in de fysieke ruimte bleef hun aanwezigheid eeuwenlang tastbaar. Gebouwen waaraan van Waesberghes als bouwmeesters hebben meegewerkt, worden nog altijd bewonderd door toeristen. Grafstenen werden opgericht voor illustere familieleden, en overleefden vaak tot in de negentiende eeuw. Boeken met uitgaven van het uitgevershuis Waesberge vullen bibliotheken over heel de wereld, en ook als auteurs laten enkele leden een erfenis na. Hieronder lijsten we enkele van de belangrijkste tastbare relicten op die ons nog altijd met onze voorgangers verbinden.
Bekende zegels
-
1335 Jehan Brufaut van Waesberghe, leenman van de graaf van Vlaanderen
RAG, Oorkonden van de Graven en Gravinnen van Vlaanderen, Fonds Saint-Genois, nr. 1688 (oorkonde van 12 mei 1335).
In deze oorkonde treed Jehan Brufaut op als leenman van de Vlaamse graaf. Zijn wapen wordt geblazoeneerd als volgt: een schild bezaaid met blokjes, over die blokjes heen een gekroonde leeuw en daarover een knoestige schuinstaak. Deze schuinstaak zal later verdwijnen van het familiewapen, de leeuw en het geblokte veld blijven vaste onderdelen.
Akte beschreven in J. de Saint-Genois, Inventaire analytique des chartres des comtes de Flandre, Gent, 1843-1846, p. 475. Zie voor het zegel J.-Th. de Raedt, Sceaux armoriés des Pays-Bas et des pays avoisinants, Brussel, 1903, vol. IV, p. 182. Scans van dit zegel zijn te vinden op de website van het Rijksarchief (nr. 19254).
-
1493 Ghylain van Waesberghe fs Willem, heer van Waesberghe.
RAG, Archief Bijloke-abdij
Dr. Honoré Rotthier heeft ons attent gemaakt op een zegel van Ghylain van Waesberghe, bewaard in het archief van de Bijloke-abdij in het Gentse Rijksarchief. Helaas wist hij ons geen precieze bronvermelding te geven, waardoor het exacte nummer van de oorkonde ons onbekend is. Volgens Rotthier zouden er nog een viertal oudere zegels van Waesberghe in deze verzameling te vinden zijn.
-
1502 Pieter van Waesberghe fs Jan
ARA, Wetachtige Kamer van Vlaanderen, nr. 2643 (akte van 19 november 1502)
Pieter van Waesberghe verklaart in 1502 dat hij eigenaar is van een lijfrente die staat op het goed Vaernewijck in de parochie Ockergem. Reeds vanaf de vijftiende eeuw is de familie van Waesberghe verbonden met de Vaernewijcks, en tot in de zestiende eeuw blijft er contact bestaan. Volgens De Raadt is het zegel zwaar beschadigd, maar er is nog te zien dat op de helm waarmee het schild getopt is, een leeuw staat die uit een kuip komt.
Beschreven in J.-Th. De Raadt , Sceaux armoriés des Pays-Bas et des pays avoisinants, Brussel, 1903, vol. IV, p. 182. Zie voor de connectie tussen de van Waesberghes en de Vaernewijcks: Preuve tot betoogh dat die van het gheslachte moderne van Vaernewyck zijn de principael fondateurs ende donateurs vanden godtshuyse, ofte clooster van de Carthusers […] binnen de stadt van Ghendt, Gent, 1670, pp. 55-56.
-
1519 Pieter van Waesberghe, fs Adriaan
ARA, Wetachtige Kamer van Vlaanderen, nr. 2731 (akte van 22 september 1519).
Ook deze Pieter houdt een rente in leen te Gent. Op dit zegel prijkt hetzelfde wapen als op dat van Jehan Brufaut, maar zonder de knoestige schuinstaak, en met hetzelfde helmteken als op het zegel van Pieter van Waesberghe fs Jan.
Beschreven in J.-Th. De Raadt, Sceaux armoriés des Pays-Bas et des pays avoisinants, Brussel, 1903, vol. IV, p. 182.
Grafschriften en lijkblazoenen
Dendermonde
-
Begijnhof (verdwenen)
Aan de buitenkant van de Begijnhofkerk lag in de negentiende eeuw de grafsteen van de zusters Isabella (†1702), Josina (†1720) en Charlotte (†1707) van Waesberghe, “beggyntiens van desen hove”.
Beschreven in: J. Broeckaert, Graf- en gedenkschriften der stad Dendermonde, Dendermonde, 1896, pp. 240.
-
Onze-Lieve-Vrouwekerk
Aan de buitenzijde van de Onze-Lieve-Vrouwekerk, rechts naast de dekenij, bevindt zich nog steeds de grafsteen van Michiel van der Hofstadt en “sijne huysvr” Paeschiere van Waesberghe (†1568). Paeschiere is de dochter van de schepen Jan van Waesberghe (†1539), die overleed in de Gentse stadsgevangenis tijdens de opstand tegen Karel V. Haar man Michiel was de heer van Willecome, Priems en Poelvoorde, en was lid van een geslacht dat geadeld werd door Karel V. Samen woonden zij in een ruim huis in de Dievenstraat in Dendermonde. De grafsteen is erg verweerd, en het wapen is nauwelijks meer zichtbaar.
Zie voor een beschrijving E. Verstrepen, Merkwaardige grafzerken in de collegiale Onze-Lieve-Vrouwekerk van Dendermonde, Dendermonde, 2014, vol. III, pp.31-33. Zie ook J. Broeckaert, Graf- en gedenkschriften der stad Dendermonde, Dendermonde, 1896, pp. 57-58. Hun huis wordt kort beschreven door de beroemde Dendermondse historicus David Lindanus in zijn De Teneraemonda libri tres, p. 8.
-
Onze-Lieve-Vrouwekerk (verdwenen)
Op het verdwenen familiegraf van Calendries, dat in de negentiende eeuw in Onze-Lieve-Vrouwekoor lag (linker zijbeuk), wordt ook de zeventiende-eeuwse jonkvrouw Oste van Calendries genoemd als de echtgenote van Gillis van Waesberghe. Hun overlijdensdatum is niet gekend.
Beschreven in J. Broeckaert, Graf- en gedenkschriften der stad Dendermonde, Dendermonde, 1896, p. 38.
Gent
-
Sint-Niklaaskerk (verdwenen)
Tot in de twintigste eeuw lag onder de toren van de Sint-Niklaaskerk de grafsteen van meester-metselaar Gillis van Waesberghe († ca. 1535), waaronder ook zijn kleindochter Pieryne van Waesberghe (†1573) begraven lag. Ook enkele andere leden van deze bouwmeesterfamilie werden begraven in deze kerk, waaronder Pierynes vader Jan van Waesberghe (†1539) en haar broer priester Gillis (†1583). Hun graf is echter nooit beschreven. Het gildehuis van de metsers staat nog altijd recht tegenover deze kerk, en uit onderzoek is gebleken dat verschillende leden van de metserfamilie in de directe omgeving van de kerk woonden.
Beschreven in V. Despodt, Gentse grafmonumenten en grafschriften tot het einde van de Calvinistische Republiek (1584), onuitgegeven masterproef Universiteit Gent, 2001, vol. III, nr. 1.7/062. Zie voor een oudere beschrijving P. Blommaert e.a., Graf- en gedenkschriften der provincie Oost-Vlaanderen, Gent,1860-1872, vol. II, p. 164.
-
Sint-Niklaaskerk (verdwenen)
In dezelfde kerk bevond zich in de negentiende eeuw het grafmonument van Jehan van den Eechoute (†1547), de zoon van Josine van Waesberghe en Jacques van den Eechoute. Ook zijn eigen zoon, Gillis van den Eechoute(†1612), lag er begraven. Beide monumenten beeldden ook het wapen van Waesberghe af. Hoewel zij in dezelfde kerk werden begraven, zijn zij niet verwant aan de leden van de metserstak.
Beschreven in P. Blommaert e.a., Graf- en gedenkschriften der provincie Oost-Vlaanderen, Gent, 1860-1872, vol. II, pp. 162-163.
-
Recolettenkerk (verdwenen)
Het lijkblazoen van Maria Magdalena Van Waesberghe(†1749) hing vroeger in de Recolettenkerk. Deze kerk bestaat vandaag niet meer. Maria Magdalena was de dochter van Hyacint Stanislas van Waesberghe en Marie Madeleine de Groote. Haar vader was onder meer heer van Hundelgem en deken van het Gentse schildersambacht in 1692. In 1696 werd er een loflied voor hem gecomponeerd. De leden van deze aanzienlijke tak zijn verre afstammelingen van de metsersfamilie uit de Sint-Niklaaskerk.
Beschreven in P. Blommaert e.a., Graf-en gedenkschriften der provincie Oost-Vlaanderen, Gent, 1860-1872, reeks II, vol. I, p. 225. Zie voor het loflied A. I. D’Hanins, Elogium vetustissimae familiae Waesberganae, Gent, 1696.
-
Brabantdamkerk [voormalige Kapucijnenkerk] (verdwenen)
In de kerk op de hoek van de Brabantdam en de Sint-Kristoffelstraat lag tot in de negentiende eeuw het grafschrift van Cornelius van Waesberghe (†1663), zoon van Hubertus van Waesberghe en Elisabeth Visschers. Cornelius was er kapucijnermonnik. Ook hij stamt af van de bouwmeesterstak, zij het anders dan Maria Magdalena.
Beschreven in P. Blommaert e.a., Graf- en gedenkschriften der provincie Oost-Vlaanderen, Gent, 1860-1872, vol. II, p. 285.
Geraardsbergen
-
Sint-Bartholomeuskerk
In het noordtrancept van deze kerk is de grafsteen van Pieter van Waesberghe (†1613), zijn echtgenote jonkvrouw Jeanne van den Eechaute-Angrelles (†1626) en hun zoon Jan van Waesberghe (†1636) ingebouwd in de muur. Pieter van Waesberghe was een belangrijk jurist die samen met zijn vader Joos vanuit Gent was uitgeweken naar de stad. Zijn zoon Jan zou een erg belangrijke vroege geschiedenis schrijven van de stad, onder meer geroemd door Antonius Sanderus voor zijn volledigheid. Het wapenschild en de inscripties zijn echter slecht bewaard gebleven.
Zie voor de geschiedenis van Geraardsbergen door Jan: J. van Waesberghe , Gerardimontium, sive altera imperialis Flandriae metropolis eiusque castellania, Brussel, 1627.
Hulst
-
Sint-Willibrordusbasiliek
In de basiliek van Hulst is een glasraam met het wapen ‘Van Waesberghe’, toebehorend aan Ludovicus Carolus Franciscus van Waesberghe, schepen te Hulst. Het is het eerste glasraam links in de zijbeuk.
-
Katholieke begraafplaats
Op de katholieke begraafplaats staat een grafmonument ‘van Waesberghe’ op het oostelijke pad, waarschijnlijk daar omstreeks 1870 geplaatst. Het is beschermd als Nederlands Rijksmonument.
Beschreven op de website van de Nederlandse Rijksmonumenten.
Rénissart (Arquennes)
-
Onze-Lieve-Vrouw & Sint-Corneliuskapel (verdwenen)
De kleine parochie Rénissart (nu een gehucht van Arquennes, deelgemeente van Seneffe bij Nijvel), was in het Ancien Régime eeuwenlang afhankelijk van de abdij van Ninove. Daarom bedienden de monniken van Ninove ook de parochiekerk van Rénissart als priesters. Eén daarvan was Antonius van Waesberghe (ca. 1586-1646), een monnik die voordien ook al de parochie Voorde had bediend. Antonius bleef vanaf 1641 tot aan zijn dood actief, maar overleed wel in Nijvel. Mogelijks had hij daar zijn vaste residentie. Antonius werd begraven in de verdwenen kerk van Rénissart, en in de negentiende eeuw was zijn grafsteen nog te vinden in de O.L.V. & Sint-Corneliuskapel die verwerkt was in een hoeve. Tegenwoordig bestaat deze kapel ook niet meer.
Bron: N. Cloquet, ‘Excursion à Godarville’, Documents & rapports de la société paléontologique et archéologique de […] Charleroi, vol. 14 (1886), pp. 249-263, i.h.b. p. 252 U. Berlière, ‘La prévoté de Renissart à Arquennes’, Annales du cercle archéologique de Mons, vol. 28 (1898), pp. 193-218, i.h.b. pp. 205-206.
Rotterdam
-
Grote Kerk of Sint-Laurenskerk (verdwenen)
Vroeger bevond zich de zerk en het graf van drukker-uitgever Jan II van Waesberghe (†1626), geboren te Antwerpen en overleden in Rotterdam. Hij vluchtte net zoals zijn vader Jan I weg uit Antwerpen, om het drukkersbedrijf in het Protestantse Noorden verder te zetten. Aansluiting bij de Vlaamse tak is tot op heden niet gevonden.
Waarschoot
-
Sint-Gislenuskerk (verdwenen)
In deze kerk bevond zich de grafsteen van Frans van Waesberghe (†1780), baljuw van Waarschoot, en zijn echtgenote Catharina De Reu (†1780). Deze kerk is in de nacht van oudejaar 2001/2002 volledig vernield door brandstichting. Het is onduidelijk waar de grafsteen zich vandaag bevindt.
Gebouwen en monumenten
Achel
-
Huis Van Waesberghe
Gebouwd in opdracht van ere-rijksontvanger Frederic-Alphonse Van Waesberghe tussen 1913 en 1914, zijn huis in de Schutterijstraat 3 is vandaag vastgesteld als Onroerend Erfgoed. Zijn grafsteen en die van zijn echtgenote Martina Winters ligt op het Achelse kerkhof, aan de achterkant van de kerk.
Zie de website van de Inventaris Onroerend Erfgoed.
Gent
-
Emmaüskasteeltje
Vanuit de Gentse Sint-Pietersnieuwstraat is, op een binnenkoer in de richting van de nabije Muinkschelde, een klein kasteeltje zichtbaar met een opvallende toren. Oorspronkelijk stamt dit lusthofje al uit de zestiende eeuw, en is het te zien op het panoramisch zicht op de stad van 1534 (zie de website van het STAM). Van 1702 tot 1816 was het lusthofje eigendom van de familie Van Waesberghe. Het familiewapen werd aangebracht op de westgevel van de toren, maar is nauwelijks nog zichtbaar. De resten worden ook wel de “Cour van Waesberghe” genoemd.
A. Meiresonne (ed.), de Torentjes van Gent, Gent, 1989, vol. II. Zie ook de website van de Inventaris Onroerend Erfgoed.
Geraardsbergen
-
Abdijstraat 4-4B
Een negentiende-eeuws herenhuis in de Geraardsbergse abdijstraat in Second-Empirestijl heeft een opvallende versiering bovenaan in de gevel: in de rij boven de hoogste ramen zijn zes reliëfbustes aangebracht van illustere Geraardsbergenaars. Het vijfde medaillon (rechts) beeldt kanunnik Jan van Waesberghe uit, die in 1627 een erg belangrijke geschiedenis van Geraardsbergen publiceerde. Hij ligt samen met zijn ouders Pieter van Waesberghe en Joanna van den Eechaute begraven in de Sint-Bartholomeuskerk, waar hun gezamenlijke grafsteen nog steeds te bewonderen is (zie boven).
De Bouwmeesters van Waesberghe
Recent onderzoek heeft uitgewezen dat de vroegst traceerbare directe voorouders van de huidige Vlaamse naamdragers een familie van bouwmeesters waren in het laatmiddeleeuwse Gent. De lotgevallen van deze familie is nauw verbonden met de geschiedenis van de stad, en van Vlaanderen in het algemeen. Eeuwenlang hielpen zij mee met het opbouwen van gebouwen in het huidige Oost-Vlaanderen, waarvan vandaag nog heel wat sporen zichtbaar zijn. We lijsten ze op.
Gent
-
1517: Schepenhuis van de Keure [stadhuis van Gent]
Wanneer in 1515 de schepenen van de Keure van Gent beslissen om een nieuw schepenhuis te bouwen, ontstaat er al snel ontevredenheid. De Keure werft eerst Justaes Poleyt aan om de werken te overzien, maar nadien drong Jan Stassins zichzelf op met een eigen plan. Een overlegcomité bestaande uit negen metselaars en timmerlieden werd aangesteld om een oplossing te zoeken. Onder de raadslieden was ook Gillis van Waesberghe, die op dat moment al enkele malen deken was geweest van de metselnering en al vaak taswerken had aanvaard voor de stad. In 1517-18 werd hij vergoed voor zijn moeyte en vacantien om gedurende drie dagen samen te zitten met anderen “omme zeker concept van nieuwen weerke vande sceephuuse aengaande.” Ook hier kwam geen oplossing uit, en uiteindelijk ging de opdracht naar de Antwerpse bouwmeester Dominicus de Waghemakere en zijn Mechelse collega Rombout Keldermans. De zoon van Gillis, Jan, was metselaar. Hij leverde op zijn beurt bouwmaterialen voor de werf van het nieuwe schepenhuis.
Bron: T. Van Gassen, De ambachten van de metselaars en timmerlieden in laatmiddeleeuws Gent (onuitgegeven masterscriptie, Universiteit Gent, 2012), pp. 117-118; F. Van Tyghem, Het stadhuis van Gent: voorgeschiedenis, bouwgeschiedenis, veranderingswerken, restauraties, beschrijving, stijlanalyse, Gent, 1978, vol. I, pp. 100-101; vol. II, pp. 168-169, 207, 210 & 235.
-
1679: Sint-Pietersabdij
In 1679 wordt bouwmeester Gillis van Waesberghe enkele tienduizenden gulden betaald voor het aanleveren van bouwmateriaal voor de verdere uitbouw van de nieuwe barokke abdijkerk. Na de Beeldenstorm en de terreur tijdens de Gentse Calvinistische Republiek (1577-1584) was de abdijkerk volledig vernield. De hele zeventiende eeuw zou er verwoed gebouwd worden aan een nieuwe kerk, in de nieuwe barokstijl. Een andere Gillis van Waesberghe was er overigens van 1588 tot zijn dood in 1616 monnik.
Bron: R. Van Driessche, De Sint-Pietersabdij te Gent: archeologische en kunsthistorische studie, Gent, 1980, pp. 112-113.
Ieper
-
1621: Bijbouw van de Lakenhalle
Dit iconische gebouw op de Grote Markt in Ieper heeft al heel wat woelige periodes overleefd. De bouw startte waarschijnlijk in het midden van de dertiende eeuw, toen de lakenhandel bloeide in Vlaanderen. Als een van de vroegste burgerlijke stenen gebouwen uit de Middeleeuwen, wist ze na haar afwerking heel wat andere gebouwen te inspireren. In 1620 werd beslist om de oostelijke houten aanbouw te vervangen door een stenen nederzetting. De “Nieuwerck” werd in de loop van 1621-1622 afgewerkt door de Gentse aannemers L. De Haeze en G[illis] Van Waesberghe.
Zie de website van de Inventaris Onroerend Erfgoed
Parochiekerken in Oost-Vlaanderen
-
1623: Parochiekerk Sint-Macharius (Laarne)
Deze laatgotische kerk had sterk te lijden onder het geweld van de Beeldenstorm van 1578. Een brand kort daarop zorgde voor de noodzaak van een quasi volledige heropbouw. De werken daarvoor begonnen in 1585 en duurden tot het begin van de 16e eeuw. In 1623 kreeg de Gentse aannemer Gillis Van Waesberghe de opdracht de kerk te vergroten. De zuidelijke zijmuur van de zijbeuk werd gesloopt en nieuw opgemetst in het verlengde van de Sint-Machariuskapel, en een jaarsteen in de nieuwe westgevel van de zuidbeuk vermeldt het jaartal "1624". Ook in 1624 werd de middenbeuk voorzien van een nieuwe westgevel, identiek aan deze van de zuidbeuk.
Zie de website van de Inventaris Onroerend Erfgoed
-
1654: Parochiekerk Sint-Denijs (Kalken)
Ook deze kerk was oorspronkelijk gotisch van uitzicht. Al in 1530-1531 werden verschillende verbouwcampagnes uitgevoerd. Herstellingen na de Beeldenstorm van 1587 volgden spoedig. Aanpassingen bleven gebeuren doorheen de zestiende eeuw, en in 1654 wordt G[illis] Van Waesberghe betaald voor het bouwen van de “nieuwercke van de kercke van Calckene”, de aanbouw aan de zuidzijde van het schip.
Zie de website van de Inventaris Onroerend Erfgoed
-
1660: Onze-Lieve-Vrouwekerk (Ninove)
Aan deze barokkerk werd gebouwd vanaf 1635. In 1660 sloot abt Nevius een contract met bouwmeester Egidius (Gillis) Van Waesberghe voor werken aan schip en koor. Door het oorlogsgeweldig in de Zuidelijke Nederlanden tijdens de tweede helft van de 17e eeuw, kon de kerk pas ingewijd worden in 1727.
Zie de website van de Inventaris Onroerend Erfgoed.
-
1664: Onze-Lieve-Vrouwekerk (Melsele)
Al van voor 1664 was de Aalsterse aannemer Gillis van Waesberghe betrokken bij de uitbreiding en renovatie van de parochiekerk van Melsele. Onder meer de hele benedenkerk werd vernieuwd, en er werd een nieuwe kapel bijgebouwd (kapel van Zoete Naam Jezus). De werken waren in 1664 echter nog niet klaar, en Gillis kreeg nog tot 1669 om allerlei kleinigheden af te werken. Dit gebeurde echter niet, waarop de schepenen niet de volledige verloning betaalden aan Gillis. Na zijn overlijden probeerden zijn nabestaanden in 1683 nog een proces aan te spannen tegen de schepenen, maar trekken deze aanklacht al gauw weer in. Of deze Aalsterse Gillis verbonden is met de Gentse aannemer(s) hierboven, is niet geweten.
Bron: A. De Witte, ‘Nieuwe bouwkundige en kunsthistorische gegevens over de kerk van Melsele (17e-18e eeuw), Het Land van Beveren, 30/3 (1987), pp. 91-102.
Brussel
-
1896-1902: verschillende Art Nouveau-woningen
Ook recenter drukte de familie haar stempel op het uitzicht van de Belgische steden. Op een tijdspanne van nog geen zes jaar ontwierp en voltooide architect Armand van Waesberghe acht woonhuizen in volleerde Art Nouveaustijl in Brussel. Interessante panden staan onder meer in de Brabançonnelaan, aan het Gutenbergplein en in de Ducpétiauxlaan. In de Ierlandstraat nr. 52 staat het huis dat van Waesberghe ontwierp voor zijn zussen (Clothilde & Irma), maar waar hij mogelijks ook zelf tijdelijk woonde. Voor de decoratie van de panden werkte hij vaak samen met de Brusselse ontwerper Gabriel Van Dievoet, één van de grote sgraffito-meesters van de Art Nouveau. Ook nam van Waesberghe actief deel aan Brusselse artistieke verenigingsleven: zo was hij lid van de Cercle Le Labeur (een eclectisch Brussels kunstenaarscollectief dat samen exposeerde met o.m. Eugeen van Mieghem en Valerius de Saedeleer), en schreef hij regelmatig voor La Gerbe, een artistiek-literair tijdschrift waarvan zeven nummers verschenen in 1898-1899 (waaraan kunstenaars als Albert Baertsoen, Constantin Meunier en Theo Van Rysselberghe aan meewerkten). Na 1902 verdwijnt Armand van Waesberghe opnieuw in de nevelen der tijd, mogelijks werkt hij de rest van zijn leven als ambtenaar.
Bron: A. Van Loo, M. Dubois, F. Strauven & N. Poulain. (red.), Repertorium van de Architectuur in België van 1830 tot heden, Antwerpen, 2003, p. 588; J. Du Jardin, L’Art Flamand: les artistes contemporains, Brussel, 1900, p. 128. Zie ook de lijst met beschermde panden op de website van de Brusselse Inventaire du Patrimoine Architectural.
Zie ook eigentijdse publicaties met voorbeelden van zijn ontwerp in: The Artist: An Illustrated Monthly Record of Arts, Crafts and Industries, vol. 29 (1901), pp. 147-151 La Gerbe: revue d’art décoratif et de littérature, vol. 1/1 (1898), pp. 8-11, 22-24.
|